Kinderen leren waarom dieren patronen, schutkleuren of juist felle kleuren hebben. 

Toekomstkunde les 95

Martin Harvey / WWF

Op onze planeet zijn ontelbaar veel verschillende diersoorten. Sommige hebben patronen en andere weer schutkleuren. Maar er zijn ook dieren met hele felle kleuren. In deze les leer je waarom dit zo is. 

Groep 5 en 6

Je leert waarom dieren patronen, schutkleuren of juist felle kleuren hebben.

Extra informatie bij deze les

Opdracht 1

Papegaai – veren (felle kleuren)
Vos – bruine vacht (schutkleur)
Antilope – strepen (patroon)
Walvishaai – stippen (patroon)
Kikker – felle kleuren (felle kleuren)

Laat de kinderen met elkaar overleggen wat ze verbonden hebben.
Is het overal hetzelfde of juist heel anders. Wat kunnen ze daarover met elkaar uitwisselen.

Opdracht 2

De bron is hier te vinden. Het is een tekst van Janouk over kleuren en printjes bij dieren.

Het is aan te raden om dit klassikaal te lezen en erover na te praten. Laat bijvoorbeeld per stukje tekst een andere leerling voorlezen.

Kinderen kunnen ook zelf naar de pagina wwf.nl/bron gaan en op de juiste les klikken.

Opdracht 4

Laat de kinderen nadenken over de informatie uit de tekst. Per kopje kunnen ze de volgende antwoorden geven:

Schutkleur:
- niet opvallen voor roofdieren
- niet opvallen voor de prooi
- kan per seizoen anders zijn

Felle kleur:
- kan aangeven dat een dier giftig is
- om het andere geslacht te versieren

Patroon:
- niet opvallen voor roofdieren
- niet opvallen voor de prooi
- het roofdier verwarren

De kinderen kunnen nadenken over wat ze in de tekst hebben gelezen en een koppeling maken naar deze vraag. Laat ze nadenken over hoe ze deze koppeling kunnen maken. Waarom hebben dieren schutkleuren? Om ze te beschermen. Wat zou er dan vervolgens gebeuren als het dier zijn beschermlaag kwijtraakt?

In de tekst wordt niks gezegd over de vormen. Laat de kinderen nadenken over wat de vorm van een dier doet als het zijn omgeving aanneemt.

Opdracht 5

De kinderen kiezen een van de dieren uit de toegevoegde werkbladen en geven het dier het juiste patroon, de juiste schutkleur of felle kleur. Ze tekenen daarna de omgeving van het dier, zodat het dier niet meer goed te vinden is. Lukt het de kinderen het dier te ‘verstoppen’?

Opdracht 6

Vraag goed uit waarom de kinderen voor een bepaald patroon hebben gekozen en waarom de omgeving ervoor zorgt dat het dier beschut is. Heeft dat te maken met de kleuren van de omgeving of juist met de vormen?

Als je nog niet klaar bent met dieren kleuren en prints:

De bron is hier te vinden. Het is een pagina van de Rangers waar de kinderen dieren gaan zoeken.

Laat de kinderen in tweetallen de juiste dieren kunnen zoeken. Welke dieren zijn het? Wat weten de kinderen over de dieren die ze hebben gevonden?
Laat ze dit met elkaar uitwisselen.
 

Martin Harvey / WWF

Groep 7 en 8

Je leert waarom dieren patronen, schutkleuren of juist felle kleuren hebben.

Extra informatie bij deze les

Opdracht 1

De kinderen geven de dieren het juiste patroon, de juiste schutkleur of felle kleur. Vervolgens bespreken ze de opdracht in tweetallen na.

Opdracht 2

De bron is hier te vinden. Het is een tekst van Janouk over kleuren en printjes bij dieren.

Het is aan te raden om dit klassikaal te lezen en erover na te praten. Laat bijvoorbeeld per stukje tekst een andere leerling voorlezen.

Kinderen kunnen ook zelf naar de pagina wwf.nl/bron gaan en op de juiste les klikken.

Opdracht 4

Laat de kinderen nadenken over de informatie uit de tekst. Per kopje kunnen ze de volgende antwoorden geven:

Schutkleur:
- niet opvallen voor roofdieren
- niet opvallen voor de prooi
- kan per seizoen anders zijn

Felle kleur:
- kan aangeven dat een dier giftig is
- om het andere geslacht te versieren

Patroon:
- niet opvallen voor roofdieren
- niet opvallen voor de prooi
- het roofdier verwarren

De kinderen kunnen nadenken over wat ze in de tekst hebben gelezen en een koppeling maken naar deze vraag. Laat ze nadenken over hoe ze deze koppeling kunnen maken. Waarom hebben dieren schutkleuren? Om ze te beschermen. Wat zou er dan vervolgens gebeuren als het dier zijn beschermlaag kwijtraakt?

In de tekst wordt niks gezegd over de vormen. Laat de kinderen nadenken over wat de vorm van een dier doet als het zijn omgeving aanneemt.

Opdracht 5

De kinderen kiezen een van de dieren van de toegevoegde werkbladen uit en geven het dier het juiste patroon, de juiste schutkleur of felle kleur. Ze tekenen daarna de omgeving van het dier, zodat het dier niet meer goed te vinden is. Lukt het de leerlingen het dier te ‘verstoppen’?

Opdracht 6

Vraag goed uit waarom de kinderen voor het bepaald patroon hebben gekozen en waarom de omgeving ervoor zorgt dat het dier beschut is. Heeft dat te maken met de kleuren van de omgeving of juist met de vormen?

Als je nog niet klaar bent met dieren kleuren en prints:

De bron is hier te vinden. Het is een Ranger pagina waar de dieren gespot moeten worden.

De kinderen kunnen samen met een klasgenoot de test doen en kijken of ze de juiste dieren kunnen vinden. Wat weten de kinderen over de dieren die ze hebben gevonden?
Laat ze dit met elkaar uitwisselen.
 

Andere berichten van WWF over dit onderwerp

Lessenoverzicht

Bekijk de andere lessen van Toekomstkunde.